Er bestaan in de Nederlandse taal 4 vormen om iets kort maar krachtig te zeggen nl.: spreekwoorden, gezegden, zegswijzen en uitdrukkingen. De meest gebruikte vormen zijn het spreekwoord en het gezegde en worden door elkaar en evenveel gebruikt:
Een spreekwoord is altijd in de vorm van een mededeling. Het is nooit een vraag ! Het is een uitspraak met een algemene levenswijsheid met de boodschap: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Voorbeelden van spreekwoorden zijn: Na regen komt zonneschijn, Boontje komt om zijn loontje, Oost west, thuis best, de hond in de pot vinden, enz.
Een gezegde is een vaste verbinding van woorden met een figuurlijke betekenis, die geen werkwoord bevat en dus op zichzelf nooit een zin vormt. Bijvoorbeeld: met hart en ziel, een open deur, een vrolijke frans, alles kits en natuurlijk: nieuwsgierig aagje !!
Een uitdrukking is een combinatie van woorden die een figuurlijke betekenis hebben en vergezeld worden door een werkwoord (in tegenstelling tot een gezegde), bv. iemand van haver tot gort kennen, een appeltje voor de dorst bewaren, lachen als een boer die kiespijn heeft enz.
Een zegswijze tenslotte is in feite hetzelfde als een uitdrukking maar dan letterlijk bedoeld, bv. je laatste adem uitblazen (sterven), een verdrietige uitdrukking hebben.
Aagje, misschien moet je het een paar keer lezen om het goed te begrijpen. Niet getreurd!, er zijn honderden studenten Nederlands die er grote moeite mee hebben.