beanspruchen = gebruik maken van (=werkwoord)
Ich beanspruche die Möglichkeit es zu ändern
Ik maak gebruik van de mogelijkheid het te veranderen
beanspruchtem = geclaimde (bijwoord of bijvoeglijk naamwoord)
Das beanspruchte Teil will ich ersetzen
Het geclaimde deel wil ik ruilen
Alleen korrekt te vertalen bij gehele zinsopbouw