donde = waar
de donde = waarvan, waarvandaan, vanwaar
a donde = waarheen, waarnaartoe
voorbeelden donde:
donde estás = waar ben je
donde vamos a comer = waar gaan we eten
donde nos encontramos = waar ontmoeten we elkaar
de donde vienes = waar kom je vandaan
soy de donde los platanos crecen = ik kom vanwaar de bananen groeien
a donde vamos = waar gaan we naartoe
vamos a donde tienen los mejores tapas = we gaan waar ze de beste tapas hebben
dan heb je nog: por donde, en donde = synoniemen van donde.
Alguien sabe por donde nos vamos? = weet iemand waar we heengaan?
Dío mio, en donde terminamos!! = Godbewaarme, waar gaat dit naartoe