Een ander broederschap, die van de Dordtse
mazelaars, ofwel zakkendragers, had zijn
eigen onderkomen nabij de Hooikade. De
bel om aan te geven dat schepen konden
worden gelost, hangt nog altijd aan de gevel
van dit Zakkendragershuisje. Na het luiden
van de bel, gingen de mazelaars naar binnen
om het werk te verdelen. In de glorietijd
van de graanhandel, de zeventiende en
achttiende eeuw, bestond het Dordtse gilde
uit 220 mazelaars. Hun lijfspreuk ‘nolite
loqui sed saccos repleatis’ is in het huisje te
vinden. Vrij vertaald: niet praten, maar zakken
dragen