Vervoegen met gij is moeilijk, omdat de meeste Nederlanders hiervoor het gevoel zijn kwijtgeraakt. Vlamingen hebben er minder problemen mee, omdat de vormen gebezigd worden in de spreektaal.
In de onvoltooid verleden tijd wordt formeel bij de vervoeging van werkwoorden bij 'gij' een 't' toegevoegd aan de enkelvoudsvorm zoals: voor u geldt. De vervoeging van sterke werkwoorden bestaat uit de verledentijdsstam (verleden tijd enkelvoud) met uitgang -t. De klinker a wordt daarbij verdubbeld tot aa, indien de vorm niet eindigt op -d of -t: gij laast en gij zaagt. Bij zwakke werkwoorden is in de praktijk de slot-'t' verloren gegaan. In de onderstaande voorbeelden is in deze gevallen de 't' tussen haakjes geplaatst.
Gij speelde(t) (spelen)
Gij wachtte(t) (wachten)
Gij zongt (zingen)
Gij liept (lopen)
Gij sliept (slapen)
Gij mocht (mogen)
Gij kwaamt (komen)
Gij zaagt (zien)
Gij waart (zijn)
Gij zoudt (zullen)
Gij hadt (hebben)
Gij sliept is dus volgens deze regel de juiste vervoeging.