ont = 3e persoon meervoud van avoir (hebben)
Werkwoord: avoir = hebben
Ils ont / Elles ont = Zij hebben
Voorbeelden:
Ils ont un chien. → Ze hebben een hond.
Elles ont terminé le travail. → Ze hebben het werk afgemaakt.
sont = 3e persoon meervoud van être (zijn)
Werkwoord: être = zijn
Ils sont / Elles sont = Zij zijn
Voorbeelden:
Ils sont contents. → Ze zijn blij.
Elles sont à l’école. → Ze zijn op school.
Samenvatting:
Sont: être zijn Ils sont là. (Zij zijn daar)
Ont: avoir hebben Elles ont une voiture. (Zij hebben een auto)