Wanneer gebruik je ‘je’ en wanneer ‘jij’.
Je en jij kunnen meestal door elkaar heen gebruikt worden.
Jij is goed als er extra nadruk op ligt. Voorbeeld: Kom jij dat pakje brengen of doet hij dat? / Nee, jij niet, híj!
‘Je’ heeft geen extra nadruk, het is onbeklemtoond.
Voorbeeld: Hoe weet je zoiets? / Als je dat pakje komt brengen, denk je dan aan de rekening? / Je leeft niet om te werken.
Daarnaast is ‘jouw’ ook een bezittelijk voornaamwoord.
Bv.: Dat is jouw auto / Dat is je auto / Die auto is van jou.
Snap je het nu een beetje Qwerty?