Zoals ook hierboven al gezegd, de passé composé wordt gemaakt door een vorm van een hulpwerkwoord met daarachter een voltooid deelwoord.
Het hulpwerkwoord is bijna altijd avoir, dit in tegenstelling tot het Nederlands waar vaak het hulpwerkwoord 'zijn' wordt gebruikt.
Paar voorbeelden:
Jij bent geweest - Tu as été
Wij hebben gekozen - Nous avons choisi
Zij heeft gegeven - Elle a donné
U heeft verkocht - Vous avez vendu