"6:4 In die dagen waren er reuzen (giganten) op de aarde, en ook toen, toen de zonen van God de dochters van de mensen benaderden, en zij hen nalatenschap (kinderen) baarden. Dit waren de dapperen die sinds de oudheid de mannen van faam waren."
In de bijbel en andere volkstradities zijn vaak historische verschijnselen vermengd, met niet historische elementen, of anderszins.
Zo is bij de vlucht der joden uit Egypte o.l.v. Mozes, het splijten en weer dichtgaan van de zee een verwijzing naar de beruchte Tsunami in 1613- 14 a. C. van Santorini in de Middellandse zee.
Met "de goden" bedoelt u misschien "de zonen van God" in de tekst. En dan waren er daarnaast dus op aarde "de dochters van de mensen", en "giganten" oftewel Grote Mens-achtigen dus. En dat alles vermengde zich en er werd nalatenschap geboren.
Erg speculatief van mijn kant:
zo'n 40.000 jaar v.C. vermengden de Neanderthaler-mens en onze Homo Sapiens (Cromagno) zich met elkaar, waarna de N-mens, verschillend (groter?) van onze soort, uitstierf.
Er is DNA van de N-mens bij ons aangetroffen)
In Israƫl, in Nahal Amud, Kebara, Es Skhul, Mugharet et-Tabun, Qafzeh, zijn resten van Neantertalers en Homo Sapiens aangetroffen.
Zou de tekst hier indirect naar kunnen verwijzen? Wie weet?