Volgens de dikke van Dale:
Spreekwoord
Kenmerkend voor een spreekwoord is de onveranderlijkheid van de formulering en de woordkeus. Een spreekwoord heeft altijd de vorm van een mededelingszin (het is bijvoorbeeld geen vraag) met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (als er een persoonsvorm aanwezig is). Het is een uitspraak met een algemene levenswijsheid, een bevestiging van de orde der dingen: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Voorbeelden van spreekwoorden zijn: 'Na regen komt zonneschijn', 'Boontje komt om zijn loontje' en 'Oost west, thuis best.'
Gezegde
Een gezegde is een vaste verbinding van woorden met een figuurlijke betekenis, die geen werkwoord bevat en dus op zichzelf nooit een zin vormt. Bijvoorbeeld: met hart en ziel, een open deur, een vrolijke frans.
Zegswijze
Er bestaat ook nog een derde categorie: de zegswijzen. Deze kunnen wel een zin vormen (in tegenstelling tot gezegden), en het onderwerp en de werkwoordstijd kunnen aangepast worden (dit in tegenstelling tot spreekwoorden). Een zegswijze is bijvoorbeeld 'Het loopt de spuigaten uit', of in 'aangepaste' vorm: 'Het lawaai liep de spuigaten uit.'
Uitdrukking
Ten slotte wordt ook uitdrukking veel gebruikt. Volgens de grote Van Dale is dat een "vaste, idiomatische verbinding van woorden, met een figuurlijke of metonymische betekenis, bijvoorbeeld iemand van haver tot gort kennen". In de praktijk wordt uitdrukking als een soort algemeen, overkoepelend begrip gebruikt voor alle vaste verbindingen met een figuurlijke betekenis.